De bladeren van deze soort zijn langwerpig en dat is bijzonder in het normaal gesproken rondbladige Alocasia-geslacht. De soort is zeer zeldzaam en komt verspreid voor op Nieuw-Guinea. Daar groeit de plant op vochtige plekken in het laagland regenwoud, zoals bijvoorbeeld de oevers van beken. De bladeren kunnen in de tropen een lengte van 50 cm bereiken, maar als kamerplant blijven ze kleiner. De lichte nerven vormen een mooi contrast met de donkergroene kleur van het glanzende blad. De soort kan bloeien met een groene bloeiwijze die na bestuiving wordt gevolgd door oranjerode bessen.
Zorg voor een lichte standplaats zonder direct zonlicht en een constant vochtige, luchtige grond met veel organisch materiaal. Een luchtvochtigheid van 60-70% is voldoende en ook een temperatuur van 20-25grC lijkt prima te zijn voor deze plant. Het is vooral belangrijk om voldoende water te geven en de bladeren eventueel te besproeien met water als de luchtvochtigheid daalt.
Zaaibeschrijving: Het al gekiemde zaad kan verder ontwikkelen in Sphagnum-mos. Na de vorming van de eerste blaadjes kan deze worden verpot in een luchtig grondmengsel met bijv. Sphagnum, turf, kokosvezel en/of ander organisch materiaal.