Deze zeldzame soort heeft glanzende, donkergroene bladeren met opvallende, lichte nerven. Het blad kan in de natuur een grootte bereiken van wel 80 cm, maar in cultuur blijft het meestal wat kleiner. De bloeiwijze is paarsbruin gekleurd en wordt na bestuiving gevolgd door oranjerode bessen. Van oorsprong groeit de plant in een klein gebied in Kolaka Utara op het eiland Sulawesi in Indonesië. Op vochtige, schaduwrijke plaatsen in het regenwoud en dan vooral op hellingen waar veel kalksteen in de grond zit.
Zorg voor een lichte standplaats zonder direct zonlicht en een goed doorlatende grondsoort met organisch materiaal. Omdat de plant in de natuur dus op plekken met kalksteen voorkomt, kan het goed zijn om wat extra kalk door de grond te mengen. Daarnaast is het belangrijk om de grond constant vochtig te houden, maar niet te nat. Als de luchtvochtigheid onder de 70% ligt, kunt u de bladeren regelmatig besproeien met water. De temperatuur kan het beste tussen de 25 en 30grC liggen, maar kamertemperatuur lijkt ook goed mogelijk.
Zaaibeschrijving: Het zaad kan (verder) worden gekiemd in Sphagnum-mos bij een temperatuur van 25 tot 30 grC. Na de vorming van de eerste wortels kan het worden overgezet in een goed doorlatende, luchtige grond.