De rotsbanaan komt oorspronkelijk uit de West-Ghats, een uitgestrekte bergketen in het zuidwesten van India van 1600 kilometer lang. Door de hoogte waarop deze plant groeit, is deze bestand tegen enige vorst. Daarbij sterven wel de bladeren af, zodat alleen de bolvormige stengel overblijft. In zijn natuurlijke verspreidingsgebied gebeurt het afsterven van de bladeren ook, maar dan veroorzaakt door droogte. Door de bladeren te laten afsterven, kan de plant verdamping voorkomen en op die manier een droge periode overleven. De bolvormige stam geeft de banaan een bijzonder, palmachtig uiterlijk, waarbij de littekens van oude bladeren zichtbaar zijn en een omtrek van 2,5 meter bereikt kan worden. De bladeren kunnen tot 3 meter lang worden, maar door de korte stam wordt de plant maximaal 4 meter hoog. De plant kan tot bloei komen met een donkerrode bloeiwijze met daarin tientallen onopvallende bloemen. Ze worden gevolgd door groene bananen die veel vezels bevatten en daarom niet eetbaar zijn.
De soort kan worden gehouden als kuipplant, maar deze zou met winterbescherming ook in de volle grond kunnen worden gegroeid. De minimumtemperatuur ligt rond de -5 grC, maar als kuipplant kan het vriespunt worden aangehouden voor de verplaatsing naar binnen. Zorg voor een zonnige standplaats en een goed doorlatende grond.
Zaaibeschrijving: Zaden eerst op 1 plek aanschuren met schuurpapier, totdat er kleurverschil zichtbaar is. Daarna 24 uur laten weken in water en zaaien in zaai- en stekgrond. Grond constant licht vochtig houden en bij ongeveer 25grC laten kiemen. Kieming kan volgen, zolang de zaden hard zijn.